Namibië – 29 mei 2008

Vanuit een stoffig en rommelig Oshakati, in het noorden van Namibië, een volgend bericht.

De dagen in Swakopmund hebben we rustig doorgebracht. We hebben veel gewandeld langs het strand, vooral met onze gedachten bij Beau en bij de gebeurtenissen van die week daarvoor. Uiteindelijk besloten we door te rijden en samen met de mist en laaghangende bewolking lieten wij ook onze treurige gedachten achter in Swakopmund.

In Spitzkoppe scheen de zon! Dit prachtige granietgebergte is zo’n 135 miljoen jaar geleden ontstaan bij het uiteen vallen van het eerste ‘supercontinent’ op aarde. Op het grote terrein, bestaande uit ronde heuvels en bergen en rotsblokken die her en der neergegooid lijken, mag gekampeerd worden. Het gebied leent zich uitstekend voor een wandeling en als je op één van de heuvels klimt, kun je van een hele mooie zonsondergang genieten.

[photopress:DSC_4572_1.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_4822_1.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_4913_1.JPG,thumb,pp_image]

Van Spitzkoppe zijn we in een dag naar Windhoek teruggereden, waar we weer ons vertrouwde plekje op de backpackers ‘The Cardboard Box’ innamen. Dit keer stond het regelen van een visum voor Kongo op het programma, moesten we wachten op een creditcard vanuit Nederland en natuurlijk weer van allerlei spulletjes kopen. Tussen alle bedrijven door hebben we de achtste mei mijn verjaardag gevierd, door heerlijk uit eten te gaan en naar de bioscoop.
Verder hebben we Peter en Nicole ontmoet in Windhoek. Een Nederlands stel dat na vier jaar wonen en werken in Tanzania met een Toyota Landcruiser via West Afrika naar huis wil rijden. Aangezien we dezelfde kant opgaan, was het snel besloten en beklonken; zij zouden ook meerijden en ons reisgezelschap tot aan Nigeria bestaat nu dus uit zes mensen. Nooit gedacht dat er zes mensen bestonden die zo gek waren om tijdens het regenseizoen door Gabon en Kameroen te rijden, maar mooi dat ze elkaar tegen zijn gekomen!

Nadat alles in orde was gemaakt en de Unimog volgestouwd met blikvoer en pakken spaghetti, konden we Windhoek weer verlaten. Al met al toch bijna een maand doorgebracht in deze gekke, Duitse stad.

Na een nachtje in Okahandja kwamen we uiteindelijk in Outjo uit, bij Dion. Dion is een Zuid-Afrikaan van middelbare leeftijd die het, zoals ontzettend veel andere blanke Zuid-Afrikanen, niet meer zag zitten in zijn eigen land. Nu is hij, samen met zijn vrouw, sinds een maand eigenaar van het enige hostel dat Outjo rijk is. Zijn vrouw was toen wij er waren in Zuid-Afrika en Dion hield er duidelijk niet van om alleen te zijn. Hij nodigde ons uit voor een braai en zo zaten we s’ avonds samen met Dion en drie kennissen van hem, aan tafel. Een van de kennissen was Mike, de oprichter van een safari bedrijf in Namibië. De andere was de vorige eigenaar van het hostel die tevens onderzoek doet naar de Namibische woestijn olifanten. De derde persoon was zijn assistente uit Florida. Een leuk en interessant gezelschap.
Vanuit Outjo hebben we het Etosha National Park bezocht, maar omdat we vanwege Duko (die we achterin hadden verstopt) maar een halve dag konden blijven, viel het bezoek wat tegen. Het gedeelte wat wij hebben kunnen zien – het park is 20.000 km2 groot – was vlak en droog en er waren weinig dieren te zien. Bovendien hadden we heel erg gehoopt om een leeuw te kunnen spotten, maar dat is niet gelukt.

Nadat we ons in Outjo nog even tegoed hadden gedaan aan de goddelijke chocoladegember koeken van het plaatselijke, Duitse bakkertje, zijn we doorgereden naar Kamanjab. In Kamanjab bevond zich de Falkenberg garage, gespecialiseerd in oude Unimogs. Een paradijsje voor Floris dus. De eigenaar (Lars) heeft, in ruil voor een koppelingsplaat die Floris niet kon gebruiken, de hele Unimog nagekeken en hier en daar wat losgetrilde bouten aangedraaid, oliepijlen gecheckt en extra onderdeeltjes meegegeven. De Unimog kreeg nog een goede schoonmaakbeurt en samen met zijn eigenaar kwam hij weer glimmend naar buiten.

In Palmwag, onze volgende stop, hebben we een hele mooie wandeling gemaakt, over heuvels en door het kniehoge, gele gras wat nu overal in Namibië groeit. Onderweg zagen we zebra’s en kudu’s, tot groot genoegen van Duko. Wat minder leuk is zijn de slangen. Gelukkig hebben we ze de laatste tijd alleen onder het rijden gezien, veilig vanuit de Unimog, maar ze schijnen nu zeer actief te zijn en op zoek naar een plek om te overwinteren. Op de camping in Palmwag kroop een giftige zebraslang rond, op de camping in Kamanjab was er net een andere gast door een spitting cobra in haar ogen gespuugd en andere kampeerders vonden een onbekend soort slang in één van hun tassen. Met die wetenschap loop je toch net wat minder relaxed rond op je teenslippertjes.

[photopress:DSC_4881_1.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_4891_1.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_4980_1.JPG,thumb,pp_image]
We vervolgden onze weg noordelijk, over een prachtige gravelweg waar we veel wild hebben gezien. Giraffen, zebra’s, springbokken; er liep van alles. Bij de hotsprings van Ogongo sloegen we ons kampje voor de nacht op. De hotspring bleek cold, maar was mooi en verfrissend na weer een dag stofhappen.

In Sesfontein zijn we naar het Duitse fort geweest, waar je je in koloniale tijden waant. Het fort is omgebouwd tot luxe lodge en meer dan een kopje koffie konden we niet betalen, dus we waren snel weer weg. Uiteindelijk hebben we gekampeerd bij een lokaal gerunde camping, waar we weer met Peter en Sabine afgesproken hadden.

Samen zijn we de Hoanib Vallei ingereden, waar, naast allerlei ander wild, veel woestijn olifanten leven. Uiteindelijk hebben we er maar één gezien, maar de trip was zeer de moeite waard. Een prachtige natuur en een, soms moeilijke, track door een droogliggende rivierbedding. We hebben op een mooi plekje langs de rivierbedding gekampeerd en zijn de volgende ochtend de vallei weer uitgereden. Vlak voor we weg wilden rijden spotte Duko een springbok en kwam zijn wildste droom uit; hij kon de Unimog uitspringen en keihard achter de springbok aanrennen totdat ‘ie echt niet meer kon en wij met een verrekijker moesten zoeken waar ‘ie was. Gelukkig kwam hij uit zichzelf weer terug; moe en voldaan. De springbok had ‘ie natuurlijk nooit te pakken gekregen.

Die dag zijn we in één keer naar Opuwo gereden wat door de slechte wegen een erg lange rit was. Maar eenmaal daar wachtte Peter en Nicole ons op en konden zij kennis maken met Peter en Sabine.
De volgende dag zijn wij met Peter en Sabine naar een Himba dorp geweest. De Himba’s zijn één van de zeer weinige volkeren dat nog behoorlijk traditioneel leeft. Ze dragen geen bovenkleding, wassen zich nooit (…) en smeren hun hele lichaam in met een mix van klei en boter. Ze leven alleen in Noord Namibië, samen met de Herero’s, aan wie ze verwant zijn.
Het was ontzettend interessant om deze mensen te ontmoeten en hun leefwijze te leren kennen. We voelden ons zo verschrikkelijk anders, net zoals bij de Masaai in Kenia. Mooi om te zien hoe verschillend een mensenleven kan zijn. En hoe hetzelfde ook weer. Want toen we op de terugweg nog even langs de supermarkt gingen, stonden er twee Himba’s in de supermarkt. Gewoon met de blote borsten achter de winkelwagen.

Die avond was erg geslaagd. Met z’n zessen fantaseerden we alvast hoe de aankomende tijd zou lopen en tegen welke problemen we aan zouden lopen. Uiteindelijk kregen we er ontzettend de slappe lach van, want ja, wat we gaan doen is ook wel erg heftig. Maar goed, we zullen het zien. De Oostenrijkse Peter houd vol dat het in Kameroen ‘bone-dry’ zal zijn.

Vanochtend zijn Peter en Nicole vertrokken naar de Epupa Falls en Peter, Sabine, Floris en ik naar Oshakati. Hier zullen Peter en Floris een constructie maken voor onze tweede reserveband en zodra we Peter en Nicole dan weer ergens tegen zijn gekomen, zullen we de grens over gaan. We kijken er naar uit!

GPS # S 17° 47.561′, E 15 ° 41.879′

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *