4 Juni 2007 – Kenia

Vanuit Lake Navaisha zijn we via het Crater Lake aan Lake Baringo beland en het is hier goed vertoeven.

Het Crater Lake is een klein natuurreservaat, vlakbij Lake Navaisha met een spectaculair uitzichtpunt vanaf een cliff. Je ziet het kratermeer beneden je met daarachter Lake Navaisha. Draai je de andere kant op dan heb je een weids uitzicht over boederijen in de Rift Valley.

Na een nacht op de ‘kamping’ van het park te hebben gestaan (stuk land met een hek eromheen) en s’nachts de hyena’s te hebben gehoord ergens dicht bij de Unimog, zijn we doorgereden naar Lake Baringo.

Roberts Camp, de camping aan Lake Baringo waar we inmiddels alweer een week staan, is een te gekke plek. Het is hier ruim, rustig, ontzettend mooi en vol met flora en, vrij enge, fauna. De nijlpaarden lopen hier, zodra het donker wordt, gewoon over het campingterrein en ’s nachts plassen is nog nooit zo’n avontuur geweest.
Langs de oever van het meer stikt het van de krokodillen, die gelukkig te klein zijn om mensen op te eten, maar met de honden moeten we erg oppassen.
Eén van de vriendelijke kampingbewoners is een gigantisch grote, 90 jaar oude schildpad. Dit dier is zo grappig, omdat het zich nergens iets van aan trekt. Terwijl onze honden blaffend om hem heen stonden (‘Wat is dít voor beest??!!’), zuchtte de schildpad eens diep en kauwde verder op zijn blaadje sla.
Naast de leuke schildpad lopen er hier nijlmonitoren rond, hagedissen van soms wel anderhalvemeter groot. Zodra je te dichtbij komt, rennen ze als een gek weg, alsof ze compleet in paniek zijn. Een erg grappig gezicht.

Ook de vogelpopulatie hier is bijzonder. Je ziet alle soorten en maten voorbij komen, vaak in de meest opvallende kleuren. Alaen en Hendrik, twee biologen, doen onderzoek naar het broedgedrag van bepaalde vogels en verblijven ook op de camping. We hadden hen al eerder ontmoet in Nairobi en trekken nu veel met elkaar op.

Hendrik heeft Floris wat programma’s (hugin, enblend, pano2qtvr) gegeven waarmee je mooie panoramafoto’s en 360 graden views kunt maken. Het resultaat is geweldig en is te vinden onder “video en views” op de website.

Morgenvroeg vertrekken we weer en rijden via Eldoret naar het Kakamega Forest. Dit bos is het enige stuk overgebleven regenwoud van Oost-Afrika en zit vol met vogels, aapjes en slangen. Twee van de drie hopen we veel te zien!

GPS # N 0 ° 36.474′, E 36 ° 1.563′

23 mei 2007 – Kenia

De veer is aangekomen, de diarree weg en de nieuwe schokdempers een verbetering; geen reden dus om in Nairobi te blijven.

De laatste anderhalve week hebben we besteed aan het repareren en rijklaar maken van de Unimog. Dit was een hele klus, maar op het moment zit alles weer waar het hoort en doet ‘ie het weer prima.

Uit de colonoscopy is niks gekomen, alles ‘daar binnen’ is in orde. Sinds het onderzoek heb ik echter geen last meer van diarree en volgens mijn arts en een arts die ook op de Jungle Junction logeerde, kan het onderzoek en de voorbereidingen daarop hiervoor gezorgd hebben. Je darmen worden dan helemaal leeg- en schoongemaakt, waardoor je als het ware een nieuwe start maakt. De oorzaak van de diarree is echter nog steeds niet duidelijk, maar waarschijnlijk heeft het te maken gehad met overgevoeligheid voor de twee anti-bioticakuren die ik heb genomen. Ik ben in ieder geval erg blij dat ik weer helemaal de oude ben!

Met Dan en Michelle, een stel uit Nieuw-Zeeland dat een aantal maanden in Kenia werkt, hebben we het Giraffencentrum in Nairobi bezocht. Een beetje flauw om in Afrika naar een dierentuin te gaan, maar erg tof om de giraffen te voeren en aan te raken. Echt fantastische beesten! Bovendien doet het centrum ook weer aan allerlei educatieve projecten, wat natuurlijk een goede zaak is.

De avond voor ons vertrek hebben we met de andere tien gasten van de Jungle Junction een erg geslaagde afscheidsbarbeque gehad en gisterochtend zijn we dan eindelijk vertrokken.

Het was maar 80 kilometer rijden naar onze volgende bestemming, over een goede weg en door de onwijs mooie Riftvalley.
En nu staan we dus op Fishermens Camp aan Lake Naivasha. Het is voor ons een verademing om na het overbevolkte en vervuilde Nairobi midden in de natuur te staan.
De hondjes kunnen loslopen over het enorme campingterrein en we worden omringd door de mooiste soorten vogels, er zitten aapjes in de bomen (tot grote frustratie van Beau) en s’nachts grazen de Nijlpaarden op tien meter afstand van de Unimog.
Onze activiteiten zijn op een klapstoel voor de Unimog zitten, boottochtjes maken op het meer, wandelen en koffie drinken in het restaurantje van de camping. Klinkt goed hé?!

GPS # S 0 ° 49′ 49.9″, E 36 ° 20′ 13.8″

12 mei 2007 – Kenia

Volledig uitgerust, bijgekomen en inmiddels wel weer toe aan een nieuwe uitdaging, staan we nog steeds op de ‘Jungle Junction’ in Nairobi.

Het is moeilijk om de afgelopen weken te beschrijven; voordat we het wisten waren er drie weken om en wat hebben we in die tijd in godsnaam gedaan??
Allereerst de HOWys uitgezwaaid, met pijn in ons hart. Toen gevierd dat we weer met z’n tweetjes waren en niet meer iedere avond hoefden te lobbyen om een dag langer op een bepaalde plek te blijven. En vervolgens vooral veel gekletst en gebbq met de andere gasten van de Jungle Junction.

Na een paar dagen had Floris genoeg moed bij elkaar geraapt om weer onder de Unimog te gaan liggen en te kijken hoe alles gefixt kon worden. Het lassen was geen probleem; dat kon gratis in de werkplaats van Chris. De gebroken veer was een groter probleem; de plekken die tweedehands Unimogveren zouden kunnen hebben, hadden ze niet en uiteindelijk besloten we om een veer vanuit Nederland te laten opsturen.
Na wat onderzoek bleek de veer met de gewone post te verzenden de enige, voor ons betaalbare manier, wat 9 tot 15 dagen zou duren. Van andere, meer ervaren Afrika-gangers hebben we begrepen dat we vooral niet moeten vergeten dat we in Afrika zijn en dat we bij die wachttijd zeker een week moeten bijtellen als het pakketje uberhaupt al aankomt. We wachten nog steeds vol goede moed…
Een nieuwe project van Floris zijn de schokbrekers. Eén ervan lekte nogal wat olie en nadat hij eruit was gehaald, leek hij kapot te zijn. Dit is nogal moeilijk bepalen bij schokbrekers, maar Floris heeft toch een paar ‘nieuwe tweedehandse’ kunnen vinden en deze ingebouwd. Zodra de veer er is gaan we ermee proefrijden en dan merken we vanzelf of de zaak er met deze schokbrekers beter van wordt.

Naast het fixen van de Unimog hebben we ook veel tijd besteed aan het ‘fixen van mij’. Ik ben verschillende keren naar de gespecialiseerde arts geweest en kwam iedere keer met een gezellig pakketje medicijnen terug, maar het hielp allemaal niks. Uiteindelijk besloot de arts dat een colonoscoop (met een cameraatje in de darmen kijken) de enige optie was om uit te vinden waarom mijn diarree niet ophoud. Het werd een erg raar onderzoek. Deels omdat ik die dag jarig was en’s ochtends vroeg bij mezelf een klisma moest doen op het openbare toilet van de kamping (is weer eens wat anders dan wakker gezongen worden met slingers en cadeautjes…). En deels omdat het verdovingsmiddel wat ik kreeg ervoor zorgde dat ik tijdens het onderzoek een enorme praatkick kreeg waar ik me na het onderzoek niks meer van kon herinneren.
Over een paar dagen krijg ik de uitslag van het onderzoek.

Gelukkig voel ik me, ondanks de diarree, de laatste weken prima en hebben we van veel dingen kunnen genieten.
We zijn bij het Sheldrick Orphean House voor olifantjes geweest in het nationale park dat tegen Nairobi aanligt. Dat was erg leuk, de olifantjes lopen gewoon voor je langs en je mag ze aaien. De stichting doet bovendien erg goed werk. Toeristen mogen de olifantjes slechts één uur per dag bezoeken en de rest van de dag lopen ze los door de bush. Als ze groot genoeg zijn worden ze overgeplaatst naar één van de natuurparken in Kenia of Tanzania. Terwijl we naar de olifantjes stonden te kijken dook er opeens een leeuw op uit de bosjes. Mijn eerste reactie was paniek, maar het meisje dat informatie gaf over de olifantjes verzekerde ons dat de leeuwen bang zijn voor mensen en op afstand blijven. Toch een erg vreemde gewaarwording; een leeuw in de bosjes op nog geen 20 meter afstand.

Het centrum van Nairobi, waar we een paar keer zijn geweest, is druk en chaotisch; zoals tot nu toe alle grote steden in Afrika. We zijn inmiddels ingeburgerd genoeg om overal met de matatu (kleine transporter busjes die dienst doen als openbaar vervoer) heen te gaan en dit is elke keer weer een belevenis. De chauffeurs van de matatu’s rijden als gekken, er staat meestal kei- en keiharde rap en r&b muziek op en pas als er veertien passagiers in het piepkleine busje zitten, is hij vol. In Nederland bestaat er zoiets als een ‘eigen ruimte’ en ga je niet vlak naast een vreemd iemand zitten in de bus of trein, maar houd enige afstand. In Afrika bestaat dit dus niet en is het de normaalste zaak van de wereld dat als je al ingeklemd zit tussen twee ‘Afrikaanse big mamma’s’ je ook nog een kind en twee tassen op schoot krijgt. Erg leuk om allemaal mee te maken.

In de overvloed aan tijd die we hier hebben, zijn we ook gaan nadenken over de rest van onze reis. Ons geld is in mei volgend jaar op en eigenlijk zouden we nog wel langer in het prachtige Afrika willen blijven. Toen we van andere reizigers hoorden dat er veel lodge en camping eigenaren in zuidelijk Afrika tijdens het regenseizoen op vakantie willen en dan oppassers zoeken voor hun plek, wisten we hoe we ons probleem op konden lossen: werk zoeken!!
Via Chris kregen we het emailadres van Marlies, een vrouw die voorheen lodge en camping eigenaren koppelde aan reizigers die voor een bepaalde tijd konden oppassen en nu een eigen lodge heeft. Zij wist op het moment niemand die een oppasser nodig had, het regenseizoen is al te ver gevorderd, maar had zelf nog wel wat mensen nodig om op haar eigen lodge te komen werken.
Floris kan het onderhoud doen van de Mercedes – G’s (jeeps) die de lodge heeft en ik kan me bezig houden met hosting en verder allerlei andere klusjes doen. Helemaal perfect! De lodge ligt op één van de mooiste plekken van Tanzania, aan de rand van een natuurpark en met uitzicht op de Kilimanjaro…… (www.hatarilodge.com). We moeten er 13 juli zijn en beginnen met een soort proefperiode waarin zij kijken of wij geschikt zijn voor het werk en of de honden zich een beetje gedragen tussen al de wilde dieren die daar gewoon door de tuin lopen. We krijgen niks betaald, maar wel een gratis plek om te kamperen, eten en wat zakgeld.
We kijken er echt onwijs naar uit en hopen dat we de baan krijgen!

Ondanks dat we het, tegen onze verwachtingen in, erg naar ons zin hebben in ‘Nairobberi’, hebben we nu toch wel erg veel zin om weer door te rijden en andere plekken te ontdekken. Het wachten is op de veer en op het uittesten van de andere schokbrekers.
Vanavond gaan we stappen met Johannes, een erg aardige motorrijder uit Zuid-Afrika en na het weekend gaan we opnieuw naar het postkantoor om te checken voor ons pakketje. Duim maar voor ons!

18 april 2007 – Kenia

Als twee juppen zitten we in de supersjieke wijk Lavington van Nairobi op een kamping waar ze alles hebben wat ons hartje begeert. Héérlijk!

Nadat de unimog weer opgelapt was zijn we, na een ochtend en middag lanterfanten, veel te laat vanuit Henry naar het natuurreservaat gereden. Voor het hek van het reservaat zijn we omgekeerd, omdat het dus veel te laat was om nog naar binnen te gaan, en weer teruggereden naar Henry. Nogal gefrustreerd door deze nutteloze dag besloten we dan maar de volgende dag naar het natuurreservaat te gaan, wat we uiteindelijk ook niet hebben gedaan omdat het kutweer was en de meeste mensen toch wel graag richting Nairobi wilden vertrekken.
Onze eerste mogelijkheid om leeuwen, olifanten, zebra’s en weet ik wat nog meer te spotten hebben we dus op een vrij stomme manier laten lopen, maargoed, volgende keer beter.

Er was ons verzekerd dat de weg vanaf Marsabit naar Isiolo weliswaar geen asfaltweg was, maar in ieder geval beter dan het eerste stuk vanaf de grens. Misschien was ons dit verteld om de motivatie er een beetje in te houden, want de weg bleek één groot wasbord en harder dan 20 kilometer per uur haalden we niet. Nou zijn Floris en ik er inmiddels wel achter dat ze bij het bouwen van een unimog geen seconde nagedacht hebben over rijcomfort en kan je honderd keer beter in Dixi zitten dan bij ons, maar wasbordweg rijden is sowieso verschrikkelijk. Je stuitert letterlijk over de weg. De gerepareerde veer en extra tank begaven het al snel weer en het geplande einddoel, Isiolo, haalden we niet. Uiteindelijk kwamen we in het donker in Archers Post aan – onderweg nog een hyena, wat Bavianen, gazellen en allerlei mooie vogels gezien! – waar we gelukkig door een jongen naar een kamping zijn geloosd. De kamping lag aan een rivier waar krokodillen zaten die we gelukkig niet gezien hebben (zo dichtbij hoeft the wildlife nou ook weer niet te komen).

De volgende ochtend ging om 6 uur het wekkertje en scheurden we door richting Nairobi. Deze dag verliep vlot en zonder problemen en om 4 uur reden we de stad binnen. We moesten precies aan de andere kant van Nairobi zijn en op de kaart waarop we navigeerden was Nairobi niet meer dan een rode vlek. Wonder boven wonder vonden we onze weg en zijn we maar een paar keer op de verkeerde kant van de weg beland (ja, ze rijden links hier…)

De kamping Jungle Junction is werkelijk een paradijsje voor overlanders. Je kan gebruik maken van een gezamenlijk woonkamer en keuken, er is een autowerkplaats en Chris, de eigenaar en zelf een ervaren reiziger, weet álles.

Ik heb vandaag mijn bloed en poep laten onderzoeken in het ziekenhuis, maar er is niks gevonden. Ik heb medicijnen voor een betere darmflora en een afspraak met een huppelepup-logist (dokter gespecialiseerd in je buik). We zien het wel.

Overmorgen vertrekken de HOW’s richting Tanzania, dus vanavond een feestje voor het laatst. Floris en ik blijven voorlopig waar we zijn. We zijn echt even toe aan helemaal niks.

GPS # S 1 ° 17.325′, E 36 ° 45.635′

14 april 2007 – Kenia

De unimog hangt onderhand met spanbanden aan elkaar en ik voel me weer even beroerd als in Karthoum, maar we zijn in het prachtige Kenia en kamperen bij ‘Henry de Zwitser’ maakt een hoop goed.

Vanuit Gondor, waar Floris en ik erg mooie kastelen hebben bezocht en we met z’n allen heerlijk uit eten zijn geweest, zijn we doorgereden naar Bahir Dar aan hetTana meer.
De weg was zo goed dat het bijna onwerkelijk leek; om je heen zag je primitieve hutjes, loslopend vee en mensen ter voet in kapotte kleding, terwijl de weg strak geasfalteerd was met verkeersborden, vangrail, alles erop en eraan.

Eenmaal in Bahir Dar, een leuk stadje met brede straten en veel palmbomen, vonden we de perfecte kampeerplek aan het meer. We hebben een boottochtje gemaakt, waarbij we één van de vele eilandjes hebben bezocht met een klooster erop en naar de oorsprong van de Blauwe Nijl zijn gevaren. De nijlpaarden die daar leven lieten zich helaas niet zien, maar het vissen en de superspectaculaire zonsondergang maakte het tochtje zeker de moeite waard. Die avond hebben we onze zelfgevangen vis opgepeuzeld (een welkome afwisseling na de eeuwige injera – zure pannekoek met vlees en/of groente – die ze hier eten).

Vanuit Bahir Dar was het twee dagen rijden naar de hoofdstad Addis Abeba, wederom over een goede weg. De enige obstakels waarvoor je ontzettend op moest passen waren de koeien, geiten en ezels die zich niks van het verkeer aantrokken en overstaken als zij dat wilden. Vooral de koeien waren erg; geiten schrokken nog van een toeter, ezels snapten meestal wel dat ze niet voor een auto moesten springen, maar koeien interesseerden het allemaal niks: ze keken je alleen heel dom aan en liepen als ze stil moesten staan en bleven stilstaan als ze moesten lopen.

Aan het einde van de tocht naar Addis Abeba is er in één keer een enorm gat in de aarde waar we eerst 30 kilometer moesten afdalen en vervolgens 30 kilometer weer omhoog moesten, voordat we aan de andere kant stonden. De weg bestond uit kuilen, bulten en stenen. Het uitzicht was spectaculair, maar de unimog kwam niet meer uit de vallei waardoor het genieten omsloeg in stress en irritatie. De viscokoppeling van de koelvin bleek kapot, waardoor het koelwater en de motorolie veel te heet werden en we om de 100 meter moesten stoppen om de boel af te laten koelen. Floris en Mike hebben geprobeerd om de visco ‘op z’n Afrikaans’ (dus met de spullen die je voor handen hebt) te repareren, maar dat lukte helaas niet. De laatste kilometers zijn we door Dixie (de truck van de HOW’s) omhoog gesleept, totdat de spanband waardoor we getrokken werden knapte en we het weer zelf op ons slakkentempo gingen proberen.

Het resultaat van dit oponthoud was dat we in het donker Addis Abeba binnenreden, wat dus verre van relaxed was. Gelukkig reed er een lifter mee die goed de weg kende en ons naar het peperdure Shereton Hotel loosde. Daar hadden we afgesproken met iemand van de Hospitalityclub en vanaf dat moment was alles weer in orde. We mochten in de tuin staan van zijn kantoor, hadden een douche en toilet tot onze beschikking en er werd meteen een afspraak met een monteur gemaakt die Floris kon helpen bij het vinden van een nieuwe visco koppeling.

We zijn uiteindelijk twee dagen gebleven die voornamelijk gespenteerd zijn aan het zoeken naar geld (dat is tot nu toe ontzettend lastig in Afrika, pinnen kon alleen in Egypte en een Master creditcard accepteren ze bijna nergens) en het zoeken naar een viscokoppeling. Zelf heb ik grotendeels in bed gelegen, omdat de diarree (waar ik maar niet vanaf kom) en de buikpijn erger waren geworden.
We hebben gelukkig ook nog wat van de stad kunnen zien, de grootste markt van Afrika kunnen bezoeken en erg genoten van een Ethiopisch dansoptreden. De danseressen bewogen niet alleen hun schouders van voor naar achteren, maar ook de rest van hun lichaam en deden dit met zulke schokkende bewegingen dat het er erg spectaculair uitzag.

De derde dag zijn we vroeg weggereden (met een nieuwe viscokoppeling!) richting Lake Langano. We waren van plan om daar op een kamping aan het meer (één van de weinige in Afrika waar je kan zwemmen) te gaan staan, maar de kamping bleek veel te duur en veel te toeristisch, dus zijn we op zoek gegaan naar een ander plekje. Dit werd naast de kamping, ook aan het meer, tussen de lokale bewoners en de indrukwekkende Maraboes.
De volgende ochtend was het Pasen en had, tot onze grote verbazing, de paashaas eieren voor ons verstopt! Na een zeer fanatieke zoektocht, waarbij het laatste ei nooit gevonden is…., hebben we heerlijk uitgebreid ontbeten en daarna gezwommen in het meer (wat een leven…)

Shashemene, onze volgende stop en thuisbasis van de ‘Rastafari’, was niet helemaal wat we ervan verwachtten. In plaats van relaxede rasta’s, reggea muziek en jointjes, troffen we een horde agressief schreeuwende en bedelende dorpsbewoners aan en een heel vies kroegje waar we niet bediend werden. De trucks weer in en doorrijden dus.

In Awasa was het beter vertoeven. Een kampeerveldje aan Lake Awasa, de bomen vol met aapjes en, jawel, ons eerste nijlpaard gespot in het meer! Floris en ik waren hier graag een tijdje gebleven, maar we wilden nog liever met de HOW’s meereizen tot Nairobi, dus konden we maar twee dagen van deze prachtige plek genieten.

In Yavello, zo’n 300 kilometer zuidelijker, regende het behoorlijk (we rijden het regenseizoen tegemoet…), dus het bijbehorende natuurreservaat hebben we maar geskipt. In plaats daarvan zijn we doorgereden naar Moyale, het grensstadje dat deels in Ethiopie en deels in Kenia ligt. Hier hebben we onze laatste injera gegeten en afscheid genomen van het mooie maar ook vreemde Ethiopie.

De eerste 250 kilometer van Kenia was niet bepaald een feest. De weg was ontzettend slecht, er moesten twee militairen mee met doorgeladen wapens omdat de regio als zeer onveilig bekend staat en de unimog ging om de haverklap kapot. In eerste instantie liet de ophanging van de extra tank los en vervolgens de ophanging van de bak met de accu’s erin. Een paar uur later brak de binnenste, rechter achterveer af en op dag twee viel de motor uit door een verstopte brandstof leiding. Bij het oplossen van dit probleem kwam Floris erachter dat de rubbers waarop het motorblok is bevestigd aan een kant helemaal doorgescheurd waren.
Met een kuthumeur kwamen we gisteren uiteindelijk aan bij ‘Henry de Zwitser’ in Marsabit. Henry is hier 25 jaar geleden komen wonen en bezit een prachtig stuk land aan de voet van een heuvel. We kunnen hier, tegen betaling, kamperen en we kunnen gebruik maken van een douche en wc.

Floris is erg druk met het repareren van de Unimog, wat gelukkig gaat lukken met behulp van Dennis, Mike en een lasapparaat. We verwachten morgen klaar te zijn en het natuurreservaat van Marsabit te kunnen bezoeken. Daarna willen we zo snel mogelijk doorrijden naar Nairobi waar ik een dokter op kan zoeken en waar Floris en ik een aantal weken rust gaan houden om alles op een rijtje te zetten. Jammer genoeg moeten we daar ook afscheid nemen van Dennis, Ed, Rosa, Mike, Niels en Tamara…… Snik, snik…

GPS # N 2 ° 20.798′, E 37 ° 58.001′

29 maart 2007 – Ethiopie

Ethiopie!!!! Ja, ze hebben weer bier!!!!!

Het weekje kamping in Karthoum was heerlijk om bij te komen.
Wij waren de enige kampeerders en de rest van het enorme terrein stond vol met barakken waar onder andere Soedanesen in training tot ambtenaar logeerden. De training vond plaats op het veld waar wij kampeerden en bestond uit militaire oefeningen waarbij de deelnemers en deelneemsters uren lang moesten macheren of gewoon stilstaan. Ze hadden allemaal dezelfde witte pakjes aan – de vrouwen een witte sluier met lange rok – en het hele tafereel werkte behoorlijk op onze lachspieren. Vooral de continu schreeuwende generalen (ook als ze met ons een praatje kwamen maken of in het winkeltje een cola bestelden deden ze dit schreeuwend) waren erg grappig.
Helaas begonnen de trainingen vaak al rond 7 uur ’s ochtends wat betekende dat we eerst wakker werden van de oproep tot gebed waar Duko altijd keihard doorheen ging huilen, en een kwartier later 250 man naast de Unimog ‘waaHid – itnayn, waaHid – itnayn’ (‘één – twee, één – twee) stonden te roepen.
We stonden dan meestal maar gewoon op en vulden de dagen met spelletjes spelen, internetten, lezen en boodschappen doen. Tegen 12 uur s’middags was de temperatuur tot veertig graden opgelopen en was een klapstoel in de schaduw de beste plek om te vertoeven.
Karthoum zelf was een enorm drukke maar gemoedelijke stad met in het centrum mooie gebouwen, huizen en auto’s en in de buitenwijken één en al armoede.

Na een weekje, waarin we zowel het Ethiopische als het Keniaanse visum hebben kunnen regelen en de enige plek in Soedan hadden gevonden waar je als buitenlander aan geld kan komen (Byblos Bank, GPS: N15°34’39.8 E032°32’50.4), waren we klaar voor vertrek. De truck van de mensen van HOW helaas niet, dus kon alles weer uitgepakt worden en Mike aan het sleutelen.
Na een hele week, waarin de verveling een beetje toesloeg en de oefeningen van de ambtenaren op onze zenuwen begonnen te werken, kwam Mike erachter dat er een verkeerde filter in de dieselpomp zat en konden we dan eindelijk vertrekken.

De weg van Karthoum naar het grensplaatsje Gallabat was geheel geasfaleerd, wat opzich heel relaxed was ware het niet dat er om de paar minuten een enorme truck met dubbele oplegger (we praten dan over een metertje of 30) en gigantische ladingen van van alles en nog wat je tegemoet kwam en de weg net breed genoeg was dat het paste.

Na twee dagen rijden bereikten we de Ethiopische grens en namen we afscheid van Soedan. Floris en ik hebben het er enorm naar onze zin gehad en zijn onder de indruk van de mooie natuur en vriendelijke mensen. De keerzijde van Soedan is dat veel mensen ontzettend arm zijn en de strenge Islamitische wetgeving, waardoor heel veel dingen niet mogen en erg moeilijk gemaakt worden.

Het eerste dorpje in Ethiopie (Metema) was voor ons dan ook een behoorlijk cultuurschok; overal ‘kat’ kouwende jongens, zo stoned als een garnaal, een hoofdstraat met alleen maar kroegen en meisjes in strakke kleding die zich aanboden aan de jongens van onze groep. Er zat letterlijk maar een paar meter tussen Gallabat en Metema, maar het was een wereld van verschil.

Vanuit Metema zijn we in één zware ‘wasbord-weg’ – dag naar Gonder gereden, door een werkelijk schitterend landschap. Onderweg stonden de kinderen zwaaiend langs de weg en sommigen deden de Ethiopische dans waarbij je je handen in je zij doet en je schouders naar voor en achteren beweegt. Erg leuk allemaal!
Er waren daarnaast ook volwassenen en kinderen die erg onvriendelijk keken of zodra ze de kans kregen om geld, kleding of eten vroegen. We vinden het moeilijk om hiermee om te gaan, omdat je aan de ene kant niet iedereen wat kan geven en bedelen sowieso nergens toe leid maar je aan de andere kant ontzettend rijk bent in vergelijking met hen.

Inmiddels zijn we in Gondor en hier is het helemaal goed. Het stadje ligt hoog in de bergen, dus de temperatuur is aangenaam en gisteren hebben we eerst met z’n allen gegeten en zijn daarna gaan swingen in één van de plaatselijke disco’s waar ze tophits draaiden als ‘I like to move it, move it’ en ‘Westvirginia’, die nog amper herkenbaar waren door de slechte kwaliteit speakers. Het maakte allemaal niet uit, want er is weer bier!

Mijn ameube heeft hopelijk z’n koffers gepakt, in ieder geval voel ik mij de laatste week weer helemaal goed. Met Beau’s rechterknie ging het helaas wel weer slecht, doordat hij zich verstapt had ging de knie weer opzetten en liep hij er niet meer op. We begonnen er wat wanhopig van te raken, totdat er een paar dagen geleden opeens verbetering kwam en hij inmiddels weer bijna goed loopt. Gelukkig maar.

Vandaag en morgen gaan we het stadje verder ontdekken en dan rijden we door naar Lake Tana.

GPS # N 12° 36.677′, E 37 ° 28.327′

17 maart 2007 – Soedan

Een verslag vanuit zonnig Karthoum! Na wat tegenslag gaat het weer prima met ons en bereiden we ons voor op de rit richting Ethiopie.

De route vanaf Wadi Halfa naar Karthoum was ontzettend zwaar. Van de 950 kilometer was er sowieso maar 350 geasfalteerd en de rest van de route was één groot rally-parcour. Wasbordweg (hele kleine hobbeltjes regelmatig achter elkaar waardoor je voertuig letterlijk uit elkaar trilt), gaten, heuvels, los zand, bochten; het hield niet op. De hoogste snelheid die we off-road konden halen was 30 km per uur. De natuur en de dorpjes die we onderweg tegenkwamen waren fantastisch om te zien, maar het merendeel van de tijd waren je ogen op de weg gericht en anders op de GPS om te checken of je nog goed reed.
Naast de slechte weg droeg de temperatuur ook bij aan de zware route; bij 40 graden in de schaduw weet je soms echt niet meer waar je het moet zoeken…. Maar hetgeen wat de situatie eigenlijk echt zwaar maakte was dat de helft van de mensen, inclusief mijzelf, ziek was. Om de zoveel tijd moest er abrupt op de rem getrapt worden waarnaar je iemand de bosjes in zag rennen om te poepen of over te geven.
De niet-zieken zagen hier de humor nog wel van in, maar als je het zelf meemaakt…….

De rustpunten in de reis waren de overnachtingen langs de schitterende Nijl. We hebben steeds wild gekampeerd en zochten dan naar de ‘mooiste-groene-palmboom-stukjes’ om ons kampje op te slaan. We genoten dan van de zonsondergang in de Nijl, vaak in gezelschap van nieuwsgierige, maar altijd zeer vriendelijke, dorpsbewoners.
Ook in Dongola, een superleuk stadje met restaurantjes, internet en allerlei winkels, hebben we een dagje rust gehad.

Op het laatste stuk van de route, toen ik me echt heel erg beroerd voelde maar gelukkig de eindstreep in zicht was, schroken Floris en ik ons nog even rot. Van een tegemoetkomende truck vloog een steen, recht tegen onze voorruit. De voorruit brak in duizende stukjes, gelukkig heel geleidelijk zodat we geen glas in ons gezicht kregen. Na een paar minuten hardgrondig vloeken hebben we zo goed en zo kwaad als het ging het glas uit de cabine geveegd en zijn we verder gereden richting de camping.

Eenmaal op de camping, hadden Floris en ik een klein overwinningsgevoel; we hadden het gered! Wat een ervaring!
Binnen een dag zat er een nieuwe voorruit in de Unimog (of eigenlijk twee, want ze hadden van twee ramen één gemaakt aangezien een origineel Unimog raam hier niet te vinden was). Toen kon het echte chillen beginnen.
Helaas ging ik mij, in tegenstelling tot de anderen, niet beter voelen en gisteren, na tien dagen diarree, besloot ik naar het ziekenhuis te gaan.
Ik bleek voedselvergiftiging opgelopen te hebben en had hierdoor een ameube en een lichte infectie gekregen. Daarnaast had ik last van uitdrogingsverschijnselen. Ik werd aan een infuus van vocht en anti-biotica gelegd (ook weer een hele belevenis om in een Soedanees ziekenhuis te liggen) en mocht met een extra anti-biotica kuur weer terug naar de camping. Ik voel me vandaag alweer een stuk beter en heb er vertrouwen in dat ik over een paar dagen weer de oude ben.

Morgen regelen we het visum voor Ethiopie en waarschijnlijk gaan we overmorgen alweer verder rijden. Erg jammer om Soedan zo snel te verlaten, want het is een ontzettend leuk en interresant land!

GPS # N 45° 26′ 8.6 “, E 13 ° 31′ 24.4”

5 maart 2007 – Soedan

5 maart 2007 – Soedan

Het is allemaal een beetje anders gelopen dan gepland en we zijn alweer in Soedan. We staan op een mooi plekje langs de Nijl en hebben allemaal een ‘Afrika-gevoel’.

Het was de bedoeling om een paar dagen in Aswan te blijven, zodat er wat gesleuteld kon worden aan de truck en de unimog, er genoeg eten en drinken kon worden ingekocht en verder iedereen goed uitgerust en voorbereid Soedan binnen zou komen.

Op donderdagochtend, ruim op tijd en dus zeer relaxed, stapten Floris, ik, Niels, Tamara en Rosa het ticketoffice binnen van de veerboot om te informeren naar de boot van maandag. Tien minuten later kwamen we gestresst naar buiten gerent….
Onze voertuigen bleken niet op de cargo van maandag te passen en zouden dus de volgende dag al moeten vertrekken. De honden mochten niet op het passagiersschip en moesten dus mee op de cargo. Deze cargo bleek er niet 17 uur over te doen, zoals het passagiersschip, maar 48 uur. Na heel veel zeuren mocht er één persoon mee met de honden, zodat ze in die 48 uur wel uitgelaten konden worden en er was een kleine kans dat er drie anderen met het passagiersschip van de volgende dag meekonden. Om alles geregeld te krijgen moesten we binnen een half uur de Egyptische nummerplaten inleveren bij de traffic police en met een bewijsje terug zijn bij het ticketoffice. Zelfs de man van de ticketoffice achtte dit onmogelijk, maar het is ons gelukt.
Er werd ons verteld dat we de volgende dag om 9 uur ’s ochtends in de haven moesten zijn en dit betekende dat we dezelfde avond nog alle inkopen moesten doen en het sleutelen uit moesten stellen tot Soedan.

De volgende morgen stonden we met z’n allen op de afgesproken tijd in de haven en bleken de cargo en de passagiersboot pas 9 uur later te vertrekken… Het goede nieuws was dat we allemaal die dag met het passagiersschip meekonden en we dus op zaterdagmiddag al in Wadi Halfa zouden zijn.
Toen we, na uren rondhangen en documenten regelen (Ed en ik hebben een uur voor een loket staan wachten omdat het gebedstijd was), met de trucks naar de cargo reden, kreeg ik bijna een hartstilstand. De cargo was een oud, verrot vlot; véél te klein voor alle dozen, rotzooi, tassen en de twee trucks en twee jeeps die erop moesten. De honden zouden, als ze mazzel hadden, net een rondje om de unimog kunnen lopen en ik betwijfelde of ik Floris, die dus in z’n eentje mee zou moeten, ooit nog levend terug zou zien. We hebben alles op alles gezet om te proberen Dennis ook mee op de cargo te krijgen, maar de Egyptische autoriteiten waren onverbiddelijk; ‘only one person’.
De trucks op de cargo krijgen was de volgende hindernis van de dag; de oprijplaat was totaal verbogen en helemaal gaar en tussen de grond en de plaat zat een gat van een halve meter.Na veel gedoe en het gebruik van balken, rijplaten en touwen, stonden ze er eindelijk op en vertrok ik met de mensen van HOW naar het passagiersschip.

Vanaf het dek van het, eveneens onzettend gare, schip, zag ik Floris de haven uitvaren. Ik vond het een vreemde en helemaal niet leuke ervaring. Enerzijds omdat we de hele tocht over de Nijl en de binnenkomst van Soedan niet samen zouden meemaken, anderzijds omdat Floris daar helemaal alleen zat op een vlot wat eruit zag alsof het elk moment in elkaar zou storten.

Mijn reis is uiteindelijk prima verlopen. De mensen van HOW zijn echt leuk en we zijn onze tijd goed doorgekomen met kaarten en thee drinken. Met z’n zevenen hadden we twee 2-persoons hutten op het schip en in Wadi-Halfa hebben we in een hotelletje geslapen.
De binnenkomst in Soedan is erg bijzonder. Je voelt je echt in Afrika, veel meer dan in Egypte. De mensen zijn van donkerbruin tot pikzwart, lachen veel, zijn straatarm maar erg vriendelijk en alle gebouwen, voertuigen en gebruiksmaterialen zijn oud.
Gewoon op een stoepje zitten en om je heen kijken is al een hele ervaring. Gelukkig maar, want in Wadi Halfa is ook verder niks te doen.

De volgende dag kregen we te horen dat Floris pas de dag erna zou aankomen en daar baalde ik echt ontzettend van. Ik besloot om samen met Dennis en Niels naar de haven te lopen en daar nogmaals te informeren. Je weet het hier in Afrika maar nooit!
En inderdaad, na een half uurtje in de haven zagen we de cargo aan komen varen.
De reis was prima verlopen. Floris had heerlijk gegeten met de zeer vriendelijke bemanning en de hondjes hadden de hele reis buiten kunnen liggen. Eind goed al goed.

’s Avonds hebben we heerlijk gegeten in één van de twee restaurantjes van Wadi Halfa en inmiddels staan we aan de rand van het dorp om alsnog te sleutelen aan de trucks en de laatste voorbereidingen te treffen. Morgen gaan we rijden, langs de Nijl naar Dongola. En daar hebben we erg veel zin in!!!

1 maart 2007 – Egypte

En in één keer zijn we met z’n achten…..

Vanuit El Kharga, de laatste oase van de woestijnroute, zijn we naar Luxor gereden, waar we op de prima camping ‘Rezeiky’ hebben gestaan. Camping Rezeiky is een afgesloten terrein midden in het drukke centrum van de stad en heeft warme douches, internet, een wasservice en een goed restaurant; ideaal! (Vooral na een week woestijn rijden.)

Luxor zelf vonden Floris en ik een leuke stad, al was het wel érg toeristisch (je kon de Nijl amper nog zien door alle drijvende hotels) en werd je af en toe gestoord van alle mannen die geld aan je wilden verdienen. Kon je in de rest van Egypte de verkopers met een vriendelijk ‘La shukran’ (Nee, bedankt) nog afwimpelen, in Luxor bleven ze onverstoorbaar achter je aan lopen en voerden hele theaterstukken voor je op.
Op de grote Souq (markt) hebben we eindelijk de versiering voor de Unimog gevonden waar we sinds Syrie al naar op zoek zijn. Het is een geweven band met frutsels die je langs het raam kan hangen; Bedouinenstijl. Het hele verkoopproces heeft een dik uur geduurt, omdat de verkoper natuurlijk veel te veel geld vroeg, maar uiteindelijk hebben we hem voor een goede prijs kunnen krijgen.

Een dag na onze aankomst in Luxor waren Rosa, Mike, Ed, Dennis, Tamara en Niels van House on Wheels er ook. Erg gezellig, maar ook even wennen om nu met een hele groep mensen te reizen en niet meer met z’n tweetjes.

Op onze derde dag in Luxor hebben Floris en ik de tempels van Karnak bezocht; een gigantisch complex, zo’n 13 eeuwen geleden gebouwd. Vooral het gedeelte waar je tussen enorme pilaren door kunt lopen, versierd met allerlei tekens en symbolen, was te gek.
Helaas waren hier ook weer veel te veel toeristen, allemaal in groepsverband met zo’n verschrikkelijke reisleidster aan kop. Om de zoveel tijd stond je in ene klem tussen een troep Duitsers of Italianen en moest je wachten totdat de hele kudde zich weer in beweging zette voordat je zelf ook door kon. Erg irritant.

Na de tempels hebben we Ans en Abdul ontmoet, van het project ‘Ard el amal’. De HOW’s hadden via Homeplan contact met Ans en afgesproken om haar project, net onder Luxor, te bezoeken. Het project richt zich op verstandelijk en lichamelijk gehandicapten kinderen en bestaat uit een dagopvang met boerderij, werkplaatsjes en een schooltje. Op het moment is het project nog in de opbouwfase en meer informatie is te vinden op www.ardelamal.nl

Vanuit Luxor zijn we met z’n allen naar Aswan gereden, voor het eerst in konvooi. Nouja, konvooi…. de touringbussen met groepen toeristen en Egyptische chauffeurs knalden de hele weg met 90 km per uur door alle dorpjes, checkpoints en afzettinggen, zodat onze oude truckjes ze nooit bij konden houden en we uiteindelijk helemaal achteraan en uit het zicht reden. Toen de politie dit doorhad, kwamen ze schreeuwend naast ons rijden (‘Hurry up, hurry up!!’) met loeiende sirene, om ons harder te laten rijden. We hebben ons er niet veel van aangetrokken (we kónden gewoon niet harder dan dat we reden) en uiteindelijk hebben ze zich er bij neergelegd en zijn achter ons aan gaan rijden tot in Aswan.
In Aswan, nadat de HOW’s hun visum voor Soedan hadden geregeld, zijn we een geschikte slaapplaats gaan zoeken, wat dus onmogelijk bleek. De politie is hier zo paranoia, dat je als toerist overbeschermd wordt en dus nergens zomaar mag staan. Verder zijn er geen campings in Aswan en geld voor een hotel hebben we niet.
Maar uiteindelijk, na heel veel uren en gezeik, hebben we een perfecte plek gevonden, op de parkeerplek van een restaurant. Het uitzicht over de Nijl is fantastisch en de mensen erg aardig.
Nu maar hopen dat we hier tot maandag mogen blijven…

23 februari 2007 – Egypte

Na drie dagen in het veel te grote en veel te drukke Cairo staan we nu in een rustige oase in de woestijn.

In Cairo hebben we, zonder problemen, ons visum voor Sudan kunnen regelen en eigenlijk wilden we daarna zo snel mogelijk weer weg uit de stad. Cairo is namelijk zo ongelofelijk hectisch en overbevolkt, dat het echt niet meer leuk is. Door de hele stad staat een file van auto’s, bussen, trucks en daartussen ezeltjes met karren (arme beestjes) en er wordt non-stop getoeterd. Door al dit verkeer hangt er een enorme smog en stinkt het. De huizen en gebouwen zien er afgeleefd en verwaarloosd uit en de straten liggen vol met afval. Verder lopen er zoveel mensen rond dat je geen kant meer op kan.

Maargoed, Cairo bezoeken zonder het Egyptisch museum en de pyramides te zien kan natuurlijk ook niet, dus zijn we uiteindelijk drie dagen gebleven.
Het museum was erg indrukwekkend; vooral het dodenmasker van Tutankhamun was supervet om eens in het echt te zien. Helaas mochten we binnen geen foto’s maken.
De pyramides waren opzichzelf natuurlijk fantastisch, maar alles eromheen was nogal verpest. De touringbussen stonden zo ongeveer tegen de pyramides geparkeerd en er is ons een kleine honderd keer gevraagd of we een ‘camelride’ wilden. Het werd ons echt moeilijk gemaakt om van de pyramides te genieten, maar het is uiteindelijk toch best gelukt.

Eergisteren reden we Cairo uit – wat zo’n twee uur duurde – en de woestijn in. De rust en stilte bevalt ons erg goed en het landschap is supermooi. Van oneindige zandduinen tot bizarre rotsformaties, eerst in het zwart (Black Desert) en dan in het wit (White Desert).
Af en toe laten we Duko naast de Unimog rennen zodat hij ze energie kwijt kan. Met Beau kunnen we dit natuurlijk niet doen, alhoewel het erg goed gaat met hem. Hij loopt weer zoals het hoort en is weer helemaal de oude. We moeten nu ons best doen om hem zo rustig mogelijk te houden zodat hij zijn knieen niet overbelast.
Overnachten doen we in de verschillende oases die de woestijn rijk is. Deze oases zijn ook bijzondere plekken; middenin superdroog gebied is er ineens een plek met knalgroen gras, palmbomen en hotsprings (héérlijk).

[photopress:IM004443.JPG,thumb,pp_image]

GPS # N 25° 29′ 18.4″, E 28 ° 58′ 44.2″