23 September 2008 – Burkina Faso & Mali

Nadat we het volgende commentaar over Dogon Land hadden gelezen in onze reisgids, dachten we maar eens een kijkje te nemen….

‘In this era of top-10-places-to-see-before-you-die lists, Dogon Country (Pays Dogon) features prominently, and deservedly so.’

[photopress:DSC_8557.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_8592.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_8861.JPG,thumb,pp_image]

Na het afscheid van Louis en de rest reden we de hoofdweg op naar het grensstadje Bolgatanga. Nerveus over ieder geluidje werd het niet echt een ontspannen rit, maar we kwamen veilig en wel in Bolgatanga aan. De Unimog lijkt weer helemaal genezen en klaar voor het laatste gedeelte van onze reis!

Aan de grens zaten we even in over onze paspoorten, aangezien onze visa voor Ghana nog in de oude, ongeldige paspoorten stond, maar dit bleek geen enkel probleem. Heel snel reden we Burkina Faso in, waar we direct doorreden naar Ouagadougou.

Ouagadougou was, naast ontzettend warm, ook heel gezellig en gemoedelijk met leuke barretjes, restaurantjes en livemuziek. We vonden een fijne plek om te kamperen, aan de rand van de stad en uit de drukte.
Voor het heen en weer gaan naar het centrum met één van de gedeelde taxi’s waren stevige onderhandeltactieken nodig en veel geduld. Verschillende keren hebben we zeker een half uur in de brandende zon staan wachten totdat er een gedeelde taxi langskwam die ook nog de goede kant op ging en ons niet tien keer zoveel liet betalen dan de lokale klanten.

[photopress:DSC_8390.jpg,thumb,pp_image]

We bleven een lang weekend in het leuke Ouagadougou en nadat we ons visum voor Mali in één ochtend hadden geregeld, besloten we door te rijden naar Ouahigouya, een stadje in het noorden van Burkina Faso waarvan we nu nog steeds niet weten hoe je het uitspreekt.

In Ouahigouya vonden we een plek om te kamperen op de parkeerplaats van een hotel en er was een internetcafé; niets romantisch maar wel effectief.
We vonden het erg jammer dat we vanuit Ouahigouya alweer Mali in zouden rijden en dus niet veel van Burkina Faso zouden zien. Maar een rondrit door het land zou weer extra geld gaan kosten, iets waarvan we op het moment niet zoveel meer hebben… dus moesten we keuzes maken.

De grens van Burkina Faso naar Mali ging erg makkelijk en snel en bovendien was het een grensovergang waar van beiden kanten alleen een dirt-road heengaat, dus dat betekende weinig verkeer, mensen en gedoe.
Net over de grens van het stikhete Mali begint de Falaise de Bandiagara, een prachtig plateau dat zich 150 km uitstrekt over de Sahel naar Mopti.
Vanuit het vriendelijke Hotel Toguna in Bandiagara, waar we een aantal nachten hebben gekampeerd, konden we een Engels sprekende gids regelen die ons mee zou nemen naar Dogon Country, het gebied rondom de Falaise de Bandiagara waar het Dogon volk leeft.
Vol verwachting vertrokken we om half zes s’ochtends met onze gids Mamadou naar Djiguibombo, waar we de Unimog achter zouden laten om verder ter voet het Dogon Land te verkennen. Duko mocht mee, want de cultuur en leefgewoontes van de Dogon-hondjes leek hem ook interessant en de wandeling over het plateau erg leuk.
Het werd echt een hele mooie en onvergetelijke dag en de beschrijving uit onze reisgids bleek niet overdreven.
Voordat het Dogon volk vanuit Senegal het plateau bereikten, werd het bewoond door de Tellem mensen. De oorsprong van deze mensen is onduidelijk en vandaag de dag is het hele volk uitgestorven. Het Dogon volk zegt dat de Tellem mensen klein waren en een rode huid hadden. Ook beweert het Dogon volk dat ze konden vliegen en magische krachten hadden en dit zou de leefgewoontes van de Tellem mensen moeten verklaren. Zij maakten namelijk overal in de honderden meters hoge cliff van de Falaise de Bandiagara hun huizen en opslagruimtes, op de meest onbegaanbare plekken. Zij deden dit vanwege de veiligheid; in die tijd stikte het in West-Afrika nog van de wilde dieren!
Tegenwoordig is er geen mogelijkheid meer om de huizen en opslagruimtes van de Tellem mensen te bereiken, dus de verklaring van het Dogon volk is begrijpelijk. Een andere verklaring wijst op de klimaatverandering van het afgelopen millennium. Vroeger zou het plateau begroeid zijn met bomen en overhangende lianen die natuurlijke ladders voor de Tellem mensen zouden vormen.
Tegenwoordig leven de Dogon voornamelijk op het plateau of aan de voet van de klif en we hebben een aantal van hun dorpjes bezocht. Mamadou, zelf een Dogon, kon ons erg veel vertellen over zijn volk en deed dit op een rustige en prettige manier.
Het verbaasde ons dat er in de dorpjes van maar 300 of 400 inwoners, vaak zowel een Moskee, een kerk als een tempel voor het Animisme stond. Moslims, Christenen en Animisten leven dus zonder problemen samen in deze kleine gemeenschappen.
Ook interessant waren de vergader- en ontmoetingsplekken voor de oudere mannen uit het dorp. Deze plekken hebben allemaal expres een zeer laag dak, zodat bij belangrijke of gevoelige zaken die besproken moeten worden niemand boos kan worden. Zodra je opspringt van je zitplek, stoot je immers heel hard je hoofd!
Aan het einde van de bezoeken aan de dorpjes en de supermooie wandeling over het plateau en de klif, werden we uitgenodigd door Mamadou voor het Sigui festival. Dit bijzondere Dogon festival word ongeveer iedere zestig jaar gehouden, afhankelijk van de stand van de Sirius (Dog Star) en duurt maar liefst zeven jaar!
Moe, oververhit maar zeer voldaan waren we net voor het donker weer terug bij het hotel en bedankten onze gids Mamadou (www.dogon-guide.com is zijn website en wij raden hem van harte aan als gids) voor een te gekke dag.

[photopress:DSC_8894.JPG,thumb,pp_image]

Na Dogon Country stond Mopti op het programma, een druk stadje aan de splitsing van de Niger rivier en Bani rivier. Met zonsondergang hebben we een erg mooi boottochtje gemaakt in een traditionele piroque, waarbij we twee dorpjes van het Bozo volk hebben bezocht. De Bozo mensen zijn de vissers van Mali en worden gezien als de meesters van de Niger rivier. Ze kennen de rivier als geen ander en kunnen enorme vissen binnen halen vanuit hun kleine, houten vissersbootjes (wij hadden al moeite om zonder vallen het bootje in te komen). Ondanks deze respectvolle status zagen de dorpjes er armoedig en vies uit en werden we belaagd door kinderen die er erg ongezond uitzagen en bedelde om geld en cadeautjes.

Ons bezoek aan Djenné, verderop aan de Bani rivier, was niet zo’n succes. De wereldberoemde moskee, het grootste gebouw gemaakt van modder ter wereld, was indrukwekkend en prachtig om te zien, maar de hitte en alle mensen die op de één of andere manier aan ons wilden verdienen, irriteerde ons meer dan normaal. We waren gewoon niet in de goede bui en besloten na een uurtje weer te vertrekken. Net buiten Djenné staat het huis van Ton van der Lee, de Nederlandse schrijver en filmmaker. Sinds een tijdje is hij niet meer de eigenaar van het huis, maar woont er een Touareg familie die er een camping is begonnen. We hebben er heerlijk gekampeerd, direct aan de rivier.

Aan het einde van de ochtend zijn we vanuit Djenné naar Segou gereden, waar we nu nog zijn. Het stadje zelf moeten we nog verkennen, maar op het moment genieten we teveel van ons kampeerplekje op het terrein van Hotel Independance, met veel schaduw, een zwembad en gratis Wifi verbinding!

In Bamako zullen we het laatste gedeelte van onze route gaan bepalen en dit houd ook in dat we informatie over Mauritanië moeten verzamelen en moeten uitzoeken hoe we het beste de Al-Quaida strijders kunnen ontwijken…..

GPS # N 13° 25.795′, W 6 ° 13.468′